donderdag 27 januari 2011

voor alle volkstuinders (laatste vk-blog)

 Op die dag plantte hij een zaadje in de tuin. Hij legde een tegelpad naar het perk en gaf het tuinhek een lik verf. Voor het tuinhuis plaatste hij een schommelstoel. Het was ontspannend om er na een dag werken te vertoeven. Er was niet veel te zien, maar wat hij zag, daar was hij zich van bewust. Zo schommelde hij en verstreken de uren. Af en toe pakte hij een gieter en goot wat water over het perk. Een beetje mest. De zon in zijn gezicht. 



Vanuit de tuin had hij zicht op het stadspark. Het Volkspark, waar fraai onderhouden tuinen druk bezocht werden door mensen uit de stad. Voor de actieve bezoeker was een plek gecreëerd waar deze zich met harkje en schep kon uitleven. Menigeen maakte van die gelegenheid gebruik om zich voor even een echte hovenier te voelen. Dat inspireerde het bestuur. De bestuurskamer van het Volkspark was enige tijd onderhevig aan somberheid en inertie na een bijna catastrofale ervaring met een heggenfonds. Men wilde in het park wel iets met heggen doen, maar de bijgeleverde snoeischaar had een ieder verrast en dieper inzicht verschaft in de efemere aspecten van het tuinieren. Korte termijnvisie en hebzucht waren begrippen, waarmee een kwaliteitspark niet meer geassocieerd wenste te worden. Een nieuwe vonk van inspiratie leidde er dus toe, dat een stuk braakliggend land naast de officiële groenvoorziening werd aangekocht en omheind. Boven de poort en ook goed leesbaar vanaf de drukke ringweg van de stad werden majestueuze letters aangebracht; VP-TUINDORP. De goedkope percelen gingen vlot van de hand. Er werd een modderatoraangesteld, die de kwaliteit van de grond moest controleren. Hij deelde wat handjes uit aan nieuwe tuineigenaren en boekte vervolgens een lange vakantie. Dit kon niet anders dan een botanisch paradijs worden. Het project paste in de cultuur van het volkspark, wiens oprichters wortelden in de katholieke arbeidersbeweging. Het bestuur wilde de naam en het verheffingsideaal eer aan doen. Het had affiniteit met kleine wroeters.  

Er gebeurde lange tijd niets in de tuin. De man genoot er van. Hoe rustiger hij werd. Hoe meer hij zag. In een hoekje groef hij een waterton in en vulde deze met riet en waterplantjes. Af en toe zag hij een waterjuffer en hij hoopte stiekem, dat ook salamanders de weg naar zijn tuin gingen vinden. De aardige man van de kattentuin verderop had hem wat tips gegeven. In zijn tuin was het altijd een komen en gaan van wandelaars en de kattenman was zo iemand, die het heerlijk vond om het andere mensen naar de zin te maken.

Het kleine tuinhuis was genoeglijk. Een schuilplek op regenachtige dagen en bij vrieskou kon hij een klein potkacheltje stoken. De schommelstoel piepte en kraakte. Links had hij zicht op het park en rechts, wat verder weg, de drukke ringweg van de stad met de afslag naar het dorp. Als hij na een dag hard werken wat vermoeid vanaf de ring aan kwam rijden en de contouren van het tuindorp zijn blikveld vonden, maakte dat iets vrolijks in hem los. Eenmaal in de tuin kwam hij in een andere wereld. Alleen wanneer de wind strak uit westelijke richting kwam, hoorde je het geraas van verkeer op de ring en zelfs dat had iets vertrouwds. Het was een overzichtelijke wereld. De tuin. Het pad. Het perk. De waterton. Af en toe verliet hij zijn schommelstoel om op de knieën het perk van dichtbij te bestuderen.

Het was op een zonnige ochtend in maart, dat hij na het lezen van de krant, weer even met zijn neus boven het perk hing en het ineens zag! Een klein groen puntje! “Wat een mooi groen puntje!”, dacht hij, maar werd snel afgeleid door de plof waarmee een envelop met een boog op zijn tegelpad belandde. Nieuwsgierig pakte hij de envelop en vergat het groene puntje. De smetteloos witte envelop rook naar bloemen. Er zat een briefje in waarop stond: “Hé, wat een leuk groen puntje”. Er stond wel een naam op de brief, maar deze was verder niet te herleiden. Een mooie naam. Marieke. Wat een heerlijk gevoel! Dat zaadje. Dat groene blaadje. Dat briefje. Marieke. Zijn tuin werd gezien!

Het duurde niet lang of hij zocht andere zaadjes en plantte ze in het perk. De schommelstoel bracht minder rust als voorheen. Hij betrapte zich er op vaker naar het perk te lopen en teleurgesteld te zijn, wanneer er geen nieuwe groene puntjes op waren gekomen. Ook ploften er geen enveloppen meer op het pad. Hij besloot de omgeving wat uitgebreider te gaan verkennen. Misschien kwam hij Marieke wel tegen!

De wandeling begon met een verrassing. Een klavertje vier! Geluk! Maar vier meter verderop zag hij er weer één. En nog één. De klavertjes vier kwamen werkelijk overal op. Later hoorde hij tuinders er over klagen. Het bleek nog een hele toer om de tuin klavervrij te maken en te houden. De wandeling stelde hem niet teleur. Wat een verscheidenheid aan tuinen! Buxustuinen. Griekse zuilentuinen. Geasfalteerde tuinen. Verleidelijke tuinen. Intellectueel ogende tuinen. Asperge®tuinen. Engelse tuinen. Heksentuinen. Kruidentuinen. Tuinkaboutertuinen. Kattentuinen. Vrije tuinen. Wilde tuinen. Sexy tuinen. Enge tuinen. Lieve tuinen. Labiele tuinen. Open tuinen. Dichte tuinen. Kantoortuinen. Grenstuinen. Schone tuinen. Onsmakelijke tuinen. Onduidelijke tuinen. Ongelooflijke tuinen. Honderden tuinen. Geen plek hetzelfde. En terwijl hij daar liep zag hij ook andere mensen lopen. Velen hadden grote tassen met brieven bij zich, die ze met regelmaat in sierlijke bogen, soms venijnig en soms ronduit agressief in verschillende tuinen lieten belanden. De man keek zijn ogen uit. Af en toe leek hij te zijn verdwaald, maar dat beangstigde hem niet. Na verloop van de wandeling kwam hij bordjes tegen die verwezen naar het centrale punt van het volkstuinencomplex. Het dorpsplein. Pontificaal in het midden van dat plein stond een glimmende, koperen dorpspomp. Het was er een drukte van belang. Het was duidelijk. Hier kon je water halen en de weg vragen. Hij nam een slok van het vers opgepompte water. Het smaakte zoals water smaken kan na een lange wandeling op een warme zonnige dag. Een vriendelijke passant knikte hem toe. “Geniet er van heer”, sprak de voorbijganger. “Let wel op! Er zijn ook dagen, dat we de pomp aansluiten op het riool”.

Thuisgekomen plofte de man in zijn stoel. Hij kreeg het nauwelijks rustig in zijn hoofd. Zijn tuin zag er eigenlijk wel heel kaal uit. Moest hij nu ook zo’n tas met enveloppen kopen? Hoe werkte dat precies met die dorpspomp? Die voorbijganger had er ervaren uit gezien, maar oogde ook onrustig en vermoeid. Lang bleef dit beeld niet kleven. Hij dacht aan zijn volgende wandeling. Hij wilde meer zien. Meer weten. Ontdekken.

De wandeling had een impuls gegeven aan de groene aspiraties van de man. In het tuincentrum had hij allerlei groene spullen gekocht om aan de schutting te hangen. De ton had hij weer uitgegraven en vervangen door een echte vijver en daarin een groep koi karpers uitgezet. Hij had zaadjes gekocht in allerlei soorten en maten en ook wat kant en klare boompjes en struikjes. De schommelstoel ging bij het grof vuil en maakte plaats voor een loungeset. Bij een dure lederzaak in de stad schafte hij een tas aan waarin hij al zijn enveloppen kon stoppen.

Weldra spoten de groene puntjes uit het perk en ontstonden contouren van wat vast en zeker een weelderige tuin zou worden. Brieven werden veelvuldig over de schutting geworpen en meestal met zorg beantwoord. Bezoekers bleven hangen voor een praatje of een goed gesprek en met een volle tas ging de man uit wandelen en bezocht vele tuinen om even zo vele brieven uit te delen. Soms tot ver buiten het complex. Geïnspireerd en met nieuwe contacten kwam hij terug. Wanneer hij op kantoor zat, merkte hij dat hij vaker in gedachten bij zijn tuin was. Welke tuinen zou hij morgen gaan bezoeken? Hoeveel brieven lagen er nu op het pad? Hij keek naar de klassieke vulpen, die hij had gevonden op één van zijn wandelingen en die hem mateloos boeide.

De man wandelde met grote regelmaat. Verdwalen kwam minder vaak voor. Uiteindelijk bleek het complex, weliswaar van behoorlijke omvang, maar toch een stuk kleiner dan hij aanvankelijk dacht. Hij raakte vertrouwd met delen van het dorp en paste zijn route daar op aan. De man liep langs het tuincafé, waar mensen deden alsof ze iets dronken. Ze brachten lege glazen naar de mond en graaiden naar nootjes in lege bakjes. Het was fascinerend en tegelijkertijd gezellig om te zien. Hier groette hij vriendelijk de vrouw, die er vaak de hond uitliet. Je had er de tuin van de schrijver die pijprokend en met een granieten glimlach op zijn gezicht bij het hek stond. De vrouw, die met het kweken van de meest prachtige orchideeën haar zinnen verzette. De elfentuin van de wijze vrouw. De tuin van de verpleegkundige, die het niet kon laten om provocerende details in haar tuin aan te brengen. Er lag immer een enorme stapel enveloppen op haar pad. De man liep er graag. Rustte even uit op het bankje in het nostalgische binnenpark bij de duiventil om dan langs de rand te lopen van het complex naar die fraaie Engelse buitendijkse tuin. Er waren echter ook delen van het dorp waar hij minder graag kwam, maar soms op onverklaarbare wijze naar toe getrokken werd.

Zo’n gebied had zich ontwikkeld bij de grijze pilaren van het ringwegviaduct. De tuinen waren er omzoomd met hoge heggen en zware gietijzeren hekken. Hier klonk het gesmoorde geraas van het verkeer op de ringweg. Her en der sloegen honden aan, waarvan de man nooit afwachtte of ze wel aan de ketting lagen. Hij associeerde het met Mordor, dat dorre en doodse land uit de fantasiewereld van Tolkien. Alsof elk moment een trol uit een nis kon springen om hem de weg te versperren. Op de momenten, dat hij er kwam verhoogde hij de pas en passeerde er mensen met hoog opgetrokken kragen en diep over het voorhoofd verzonken hoeden. Hij hield zijn dure tas wat steviger vast. De grootste bergen enveloppen vond je hier. Het puntje van zo’n stapel kwam soms boven de hoge heggen uit. Het waren meestal geen bloemig ruikende, smetteloos witte enveloppen. De enveloppen zagen er niet zelden smoezelig uit. Haastig dichtgeplakt. Grote hanenpoten en onbestemde vlekken. Het scheen, dat in die bunkerachtige tuinhuisjes tot diep in de nacht doorgediscussieerd werd over het recht op vrije meningsuiting en het dragen van een burka. Vooral ’s nachts kon je er horen schreeuwen, schelden en tieren. Soms werd er ook gevochten. Aan de dorpspomp werd er veel over gesproken. Er zouden echt trollen leven. De mensen bij de pomp waren opvallend goed geïnformeerd over welke karaktermoorden er werden gepleegd.

Snel daarna kon de man echter het tempo weer terugnemen, want na een klein stukje open terrein boog hij dan af naar een alleraardigst kiezelpad dat hem langs een tuin leidde waarin alles rijmde en licht en luchtig was. Daar vond hij ook de tuinen van de aardige schilderes en de dichtende juf en de jongensachtige man, die elke dag een foto nam van zijn tuin. De spinnentuin met ragfijn gesponnen webben. De verhalentuin van de verleidelijke, mystieke heksenvrouw. De tuin van de oudere danseres. Hij kwam oog in oog met een rozentuin, die hem zijn adem benam. Hij stond er ongemerkt stil en vond iets terug van de oorspronkelijke rust in zijn eigen tuin. Dan zag hij waar het om ging. Het bewustzijn, dat zelfs één groen puntje al te veel kan zijn.

Helemaal aan de andere zijde van het complex was een wijk ontstaan met een totaal andere sfeer. Hier woonden de beter gesitueerden, waaronder enkele gepensioneerden met zeeën van tijd. De tuinhuizen met de uitstraling van villa’s lagen aan het enige water, dat de wijk rijk was. De kruisertjes pasten er net in. De man durfde nauwelijks naar de gemillimeterde gazonnen te kijken, wanneer hij er liep. Hij bezag de perfect gemodelleerde tuinen met enig ongemak. Alsof hij bekeken werd. Beoordeeld vanachter de ramen. Veel van deze tuineigenaren verbleven het hele jaar op het complex en het volksparkbestuur stond dat oogluikend toe. Ze hoopte stilletjes, dat met name de senioren wat meer structuur zouden aanbrengen in het beoogde botanische paradijs. Meer de tuinen van Arcen. Minder Ruigoord. Minder Vinkenslag. Meer in de geest van het Volkspark. Een prachtwijk van waaruit de verbinding met het Volksparkgevoel en het oorspronkelijke verheffingsideaal gesmeed kon worden.

Levenservaring, intellect en creativiteit genoeg. In de wijk werd het appèl ook gevoeld. Men had goed zicht op wat kwaliteit was en wie te goeder trouw. Er werd gewikt en gewogen. De man van de kattentuin werd te licht bevonden en onbetrouwbaar geacht, hetgeen de man verbaasde. Het was alsof iemand moeder Theresa verweet banden te hebben met de maffia. In die beginperiode werd veel over en weer gebarbecued. Men knipte elkaars heggen bij en er werden ideeën ontwikkeld om het complex naar een hoger plan te tillen. De tuinen mochten niet te bloemig, niet te simpel, niet te kleurrijk, niet te makkelijk, niet te kleverig, niet te gezellig, niet te doorsnee, niet te weinig zijn. Het moest beter. En eerlijk is eerlijk. Men had veel kwaliteit te bieden, vond ook de man. De wind blies in de zeilen en de boten tingelden kittig aan de kabels. Maar op de één of andere onbegrijpelijke manier ging het mis, omdat iets of iemand niet aan de verwachtingen voldeed en in de mêlee van verwijten die over en weer ontstonden, ging het vooral over de sloot die men deelde en welke beslist uitgebaggerd moest worden en wie dat dan ging doen en hoe en wie dat dan ging betalen en wat wie dan gezegd had over wie in al dan niet vertrouwelijke zin iets gezegd had over etc. etc. etc. Uiteindelijk werden er met regelmaat kruiwagens vol met bagger uit de sloot op het dorsplein rond de pomp neergestort en trok een onwelriekende damp over het hele complex. Niets verhief zich, behalve de neuzen van de geschrokken passanten. Het boeide de man en hij volgde het met meer aandacht, dan hem lief was.

Het volkstuinencomplex was een wezenlijk onderdeel geworden van het leven van de man. Hij tuinierde dat het een lieve lust was en genoot van de brieven die hij kreeg. Hij kon uren slenteren over het complex. Het was één van de meest bonte lappendekens, die hij kende. In de vinexwijk waar hij woonde zagen alle tuinen er hetzelfde uit. Op het tuinencomplex ontstonden vriendschappelijke relaties. Mensen, die hij soms ook er buiten ontmoette. Met de man, wiens vulpen hij gevonden had, ging hij regelmatig wandelen. Hij bezocht de fototentoonstelling van een tuinierende kunstenaar uit Groningen. De lieve, inspirerende schilderende tuinvrouw uit West-Friesland kwam bij hem eten. De vrouw met de zilveren hartjes in haar tuin ontmoette hij op de poëzie avond van een lokaal dichterscollectief. Het werken in de tuin hielp ook bij het verwerken van gebeurtenissen in zijn leven. De man verloor zijn zus en creëerde een gedenkperkje in zijn tuin. De brieven die hij toen kreeg, zouden hem nog lang bij blijven en bewaarde hij zorgvuldig in een klein kabinet in het tuinhuis.

Desondanks veranderde er geleidelijk iets in de beleving van de man. Hij nam minder tijd voor zijn wandelingen en bleef ’s avonds vaker thuis. Hij had andere bezigheden in het weekend. Zijn dagelijkse werk en zijn gezin vroegen meer tijd en aandacht. Tuinieren, zoals hij dat bij het Volkspark deed, kostte zeeën van tijd. Als hij eenmaal op de ringweg reed, dan twijfelde de man of hij de afslag wel zou nemen. De contouren van het dorp gaven hem een onrustig gevoel in de maag. Natuurlijk was er in het dorp altijd wel wat te doen rond de dorpspomp, maar daar lag het niet aan. Hij kon nog steeds stiekem genieten van de creatief kibbelende senioren en vond het ook wel spannend om door Mordor te banjeren en werd bij momenten nog verrast door iets van grote schoonheid van grote liefde of gewoon om hardop bij te lachen. Niettemin dacht hij met enig sentiment terug aan die beginperiode. De verse aarde waarin al die eerste indrukken vielen. Het moment, dat het complex nog oneindig groot leek.

Hij dacht er aan om met een aantal andere tuiniers een nieuwe impuls te geven aan het complex. Hij zocht naar kwaliteit en andersdenkenden en vond ze ook. Er kwam een plan. Een fijne ontmoeting en nieuw enthousiasme. Thuisgekomen ging het toch weer knagen en blies hij het uiteindelijk af. Hij had er een hekel aan om anderen teleur te stellen. Dit was zo’n moment.

Het was een heldere dag en een waterig zonnetje kleurde de tuin. Bijna een jaar was hij niet meer op een bewuste manier in de tuin bezig geweest. Hij liep alleen nog snel in en uit om de vissen te voeren en hier en daar wat snoeiwerk te verrichten. De man keek naar zijn tuin en merkte, dat hij er met vreemde ogen naar keek. De loungeset. De vette koi karpers. De bloemen. Van wie was die tuin eigenlijk? Eigenlijk wist hij het wel. Een middelmatig en voorzichtig mannetje, dat veel naar aandacht hengelde, het park in wijken beoordeelde en niet meer kritisch naar zijn eigen tuin keek, laat staan er voor zorgde.

Alles draait om aandacht, dacht hij. Aandacht moest je geven en niet om vragen. Uit zijn binnenzak pakte hij een doosje rozijntjes. Hij pakte er één in de hand en keek er langdurig naar alsof het iets was, dat hij niet eerder gezien had. Hij rolde het tussen zijn vingers en voelde geduldig de harde richeltjes en de zachte stukjes. Hij nam het in zijn mond en liet het langzaam rollen op zijn tong. Hij wilde bijten, maar stelde het uit. Van links naar rechts. Van voor naar achteren. Het was voor ’t eerst, dat hij zo veel zin had om een rozijntje door te bijten. En dat deed hij. Zo zou hij een nog één keer door het dorp wandelen. Alsof het de allereerste keer was.

Er waren nieuwe tuintjes bijgekomen en oude verdwenen. Er was een tuin met grappige aapjes. Ergens stond iemand aan een ark te timmeren alsof de zondvloed hem op de hielen zat. Hij stond ongemerkt weer stil. Mordor lag er als vanouds doods en verlaten bij op dit tijdstip van de dag. Het viel hem op, dat in verschillende tuinen flink geschoffeld en opgeruimd werd. Ook in de seniorenwijk stonden koffers op de stoep. Hij had gehoord en gelezen dat hier enige tijd geleden een geweldige bonte avond was georganiseerd. Hij kwam voor het eerst in tijden weer op het dorpsplein. Het was er ouderwets bedrijvig. Bij de dorpspomp zag hij een aardige jongeman. De man nam gulzig een slok van het vers opgepompte water. Hij wilde zeggen, dat hij uit moest kijken, want het riool en zo, maar slikte zijn woorden in. “Dag” zei de man, “geniet er van!”. De jongeman knikte vriendelijk terug en keek hem daarna wat bezorgd aan. “U ziet er vermoeid uit, heer. Verderop is een leuk binnenparkje en daar staat een bankje, waar u misschien even uit kan rusten”. De man dankte de jongen voor de tip en nam de vertrouwde weg bovenlangs en buitendijks naar het binnenpark. Daar trof hij op het bankje tot zijn verrassing de aardige meneer van de kattentuin enigszins bedroefd aan. De verklaring voor al die gepakte koffers kwam hem snel ter ore. De modderator was teruggekomen van vakantie en was enorm geschrokken van de ontaarding van het volkstuinencomplex. Niks botanisch paradijs. Het baggergehalte van de grond bleek na grondige meting ruim boven de Europese norm te liggen. Hij had per direct gerapporteerd aan de nieuwe voorzitter van het parkbestuur en die had als een kind van deze tijd zonder aarzeling de stekker er uit getrokken. Een duidelijk gebaar en een daadkrachtige binnenkomer, welke bijna de notulen van de vergadering niet gehaald had, ware het niet dat de notuliste een waakzame vrouw was net een bak sterke koffie had genuttigd en eventjes niet zat te twitteren. Dat was het verhaal. De man voelde een vleugje weemoed, maar intuïtief wist hij dat het goed was zo. Het was tijd om nieuwe zaadjes te planten. Daar zou hij zich op concentreren. En dan zag hij wel verder. Samen met de kattenman besloot hij nog een glaasje te nuttigen. In het countdown café.

zaterdag 22 januari 2011

gedachten jutten

de golven vragen en de branding geeft

het geluid van de wind een heldere toon


de stappen vormen het zand voor een dag


de zandkorrels dansen de zon in het strand


de honden rennen de zee in het blauw


de zuiverste lucht vult de longen vandaag


we jutten gedachten en worden beloond
 



6-4-07




omkijken bij een afscheid (van het vk-blog)


leuk om oude blogs nieuw leven in te blazen


op het strand zie je hoe ver je kan kijken.





vrijdag 21 januari 2011

onnadenkend met enkele gedachten nadien

Leuk om terug te lezen. Een woordenstroom uit mijn bloggersbegintijd (24-3-07). Welgeteld nul reacties op dit blog. Realiseer me, dat ik toen vrij makkelijk het experiment aanging en later vaker het gevoel had iets te moeten schrijven, dat mensen leuk of interessant vinden. Gedachtenloos opgeschreven en toch lees ik er nu veel in, dat me de afgelopen jaren bezig heeft gehouden. Er zit een kant aan de opheffing van het VK-blog die ik van een grote schoonheid vind. Het is nu zo veel leuker dan het lange tijd geweest is. Bij een aangekondigde, maar onverwachte dood gaan mensen leven. Creativiteit en saamhorigheid voeren de boventoon. Dat is lang niet zo geweest. Ik houd van verbindingen, maar toch laat ik het makkelijk los. Dat geldt niet voor alles.


onnadenkend II (maart 2007)

...berichten slaan gaten 
in orde van dagen 
waar water vertelt 
gewoon als het lacht 
in de hemel 
waar anderen dromen 
en velen weer gaan 
in aandacht geslonken 
en tranen geloven, 
dat anderen komen 
in niet te verstane 
gedachten vermoeid
laten weten
te laat voor het eten
dit is het leven
te koop voor een brood....

zaterdag 15 januari 2011

capture this

micro-krediet

er is tijd
om zachtjes te fluisteren
van angsten bevrijd
rustig te luisteren
niets te vinden
of lessen te lezen
elkaars wonden verbinden
en weinig te vrezen
de achtertuin te schonen
en ook in vertrouwd taalgebied
elkaar belonen
met wat micro-krediet

tijdloos en vanzelfsprekend

Geleidelijk ga ik wat blogjes overhevelen van mijn oude vk-blog naar deze nieuwe stek. Niet alles. Vooral de blogs, die me dierbaar zijn. Dit blog dateert van begin 2007. Zij is inmiddels overleden. 't Was letterlijk in zijn armen, dat ze haar laatste adem uitblies en dat komt minder vaak voor dan men denkt. Veel mensen overlijden, terwijl de familie net even weg is.


hij is net negentig geworden
dagelijks fietst hij tweemaal op en neer
om bij haar te zijn
elke dag vraagt ze naar hem
soms duurt het te lang en gaat ze zoeken
zijn naam vult dan de gang met haar karakteristieke geluid
als hij er is, dan valt alles op zijn plaats
twee zielen onlosmakelijk met elkaar verbonden
de tijd heeft ogenschijnlijk haar slag geslagen
vele gedeelde herinneringen laten verdwijnen
de rug laten buigen
het hoofd naar de aarde gewend
de toekomst uit het zicht genomen
maar het is niet wat je ziet
niet wat je hoort, als hij over haar spreekt
ze zijn tijdloos en vanzelfsprekend op een overrompelende manier





kort gedicht

pakkend in één zin
maak het dun als flinter
schrijf het leven in
schraag het in de winter

bordenvol woordensprei
demp het vol verlangen
laagbewust en vogelvrij
door oren woest gevangen

geef mijlen weg en waai er naar
vertaald in licht gewicht
onversneden en toch klaar
metersbreed een kort gedicht

sanne 14-3-2007

Geleidelijk ga ik wat blogjes overhevelen van mijn oude vk-blog naar deze nieuwe stek. Niet alles. Vooral de blogs, die me dierbaar zijn en leuk zijn om te herkauwen.

.......................

Twee tellen wakker. Papa, we gaan vandaag toch niet naar de kabouters? Klinkt als; we gaan toch niet naar de filistijnen? He, papa? Nee, lieverd. We gaan vandaag naar de kindjes!!  Een lichte zweem van paniek aan het oppervlak van twee bodemloze blauwe kijkers. Hoe vertel je de waarheid. Kaal en waarachtig? Zoet en gepolijst? Kun je teleurstelling verdunnen? Verdriet wegwassen? Eén dag in de week naar de kabouters. Tot voor kort juichend. Nu heet het "een fase" waar ze doorheen "moeten". Niet naar de kabouters.
En inventief. We gaan naar de kabouters, papa. We gaan vertellen, dat we niet komen. Nee, lieverd (onverdund), we gaan gewoon naar de kabouters. Bregje is er vast en Bianca! Ze legt zich er bij neer. In de auto. We rijden net even anders dan anders. Is dit al kabouterland, papa? Ja, de kabouters lachen vanachter de bomen. Ze zijn blij om Sanne weer te zien. Ze hebben de zon vandaag gevraagd extra zijn best te doen. Het wordt een hele mooie dag en jullie gaan vast lekker naar buiten, spelen, in de speeltuin. Ze doet echt haar best. Dapper stapt ze kabouterland binnen. Net drie jaar. Als ze lacht, dan geeft ze bijna licht. Als ze huilt, zoals bij het afscheid vandaag, dooft ze de mooiste zon van het jaar in al zijn kracht.